Mijn vaste column in HMR: Vreemd.
Vanochtend was ik in gesprek met een bestuurder van een woningcorporatie, een bestuurder van een GGZorganisatie, een wethouder van de gemeente en een
districtschef van de politie. Het ging over de casus Piet, die in een GGZ-context ‘een zorgwekkende zorgmijder’ zou worden genoemd; in de context van de woningcorporatie de bewoner van ‘een vies adresje’; en in de context van gemeente en politie ‘een gevalletje overlast’. We hadden net geluisterd naar de medewerkers van deze organisaties die al jaren een voet tussen de deur proberen te krijgen bij Piet. Ook hadden we geluisterd naar de buren van Piet, die de stank vanuit de woning niet meer kunnen verdragen en die zich ernstige zorgen over hem maakten. In het gesprek tussen de bestuurders kwamen al snel de ethische dilemma’s naar boven: Wanneer dwing je Piet tot zorg? Hoeveel Pieten kun je huisvesten in een wijk of in een complex en wanneer bereik je een grens omdat het niet langer leefbaar is voor de omgeving? En nog sneller werd het gevoel van onmacht in het uitzoeken van die ethische dilemma’s verborgen onder mooie utopische uitspraken van deze bestuurders over hoe je het zou moeten organiseren enhoe mooi het leven van Piet en de buren van Piet er dan
uit zou zien. Lees hier verder: Vreemd HMR 200.
Ooit zal ik verstrengeld raken in een belangenconflict met aan de ene kant – zeg maar – mijn pleegmoeders en aan de andere kant de sociale dienst.
En dat mijn pleegmoeders dan gaan roepen: “Neemt u hem, neemt u hem maar!”
Maar de sociale dienst blijft stug weigeren: “Hij is van u, wij hebben er niets meetemaken!”
En dan gaat de ene kant met lepels en borden smijten en de andere kant
gooit stapels formulieren en pennen terug.
En dat ik dan zelf moet kiezen tussen mijn pleegmoeders en de sociale dienst
en dat ik dan tegen mijn pleegmoeders en de sociale dienst ga kiezen, en voor het conflict, de ruzie.
En dat ik zo op een hardvochtige manier alsnog volwassen zal worden.